Search for:
spinner

De Grote Oorlog

di 29 sep 2009

Deel 16 van Oorgetuige: ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, Russische muziek van de twintigste eeuw.

‘Leen voor de vrijheid’, ‘Oorlog tot de overwinning’, oorlogsaffiche uit circa 1917. 
“De apocalypse is een chaos die er voor ons van binnenuit als waanzin uitziet en van buitenaf als een versplintering van het leven in talloze afzonderlijke kanalen,” schreef Andrej Bjelyj in 1905 in het tijdschrift Vesjy, het jaar van Bloedige Zondag. Dat werd algemener op 28 juni 1914 met de moord in Sarajevo op aartshertog Franz Ferdinand. De oorlog greep als een veenbrand om zich heen. Anna Achmatova: “We waren opeens honderd jaar ouder geworden. En dat gebeurde in één enkel uur.”  
Aleksej Stantsjínski (1888-1914) kwam op elfjarige leeftijd op de muziekschool van Smolensk. Hier werd zijn talent al snel ontdekt door Aleksandr Gretsjáninov, die hem doorverwees naar Sergej Tanejev aan het Moskous Conservatorium. Tanejev was hoogst verbaasd over zijn zelfstandigheid en onorthodoxe oplossingen, waarmee Stantsjinski ook grote invloed had op het werk van tijd- en  studiegenoten zoals Arthur Lourié, Anatoli Aleksandrov, Samuil Feinberg en Sergej Prokofjev, die in 1913 een artikel over zijn muziek schreef.
Na de dood van zijn vader in 1908 werd bij Stantsjinski schizofrenie gediagnostiseerd en dat was het begin van een lijdensweg langs psychiatrische klinieken. In zijn muziek keerde hij terug naar traditionele vormen, zoals in de Prelude in canon en de Prelude in Lydische stijl, beide uit 1908.
Na zijn herstel in Smolensk keerde Stantsjinski in 1913 terug bij Tanejev. Hij had in 1914 zijn eerste en enige publieke optreden en zijn veelzijdige talent werd warm verwelkomd. Dat bleek helaas geen lang leven beschoren, want in oktober 1914 verdronk Stantsjinski onder duistere omstandigheden op het landgoed van een vriend.
 
Een van zijn schatplichtige studiegenoten was Anatoli Aleksandrov (1888-1982). Na privélessen van Tanejev kwam Aleksandrov in 1910 op het Moskous conservatorium, waar hij compositieles kreeg van Nikolaj Zjilájev en Sergej Vasilenko en pianoles van Konstantin Igóemnov. In 1916 studeerde Aleksandrov af met een gouden medaille. In zijn Vier Preludes uit 1915-1916 zoekt hij een soort synthese tussen de werelden van Skrjabin, Rachmaninov en Medtner waarin de echo’s van de Grote Oorlog doorklinken, aldus het cd-boekje.
De Grote Oorlog had voor Nikolaj Medtner andere gevolgen. Tijdens de oorlogsjaren woonde hij bij zijn ouders in Moskou, waar hij verliefd werd op de vrouw van zijn oudere broer Emil, de getalenteerde violiste Anna Bratenskaja. Emil studeerde bij het uitbreken van de oorlog in Duitsland en werd ondanks zijn Duitse naam in hechtenis genomen. Hij schonk zijn vrouw in een grootmoedig gebaar de vrijheid om met Nikolaj te trouwen, wat in 1918 ook gebeurde. Tijdens de oorlog componeerde Medtner zijn Negende Pianosonate in a, opus 30, ook wel de ‘Oorlogssonate’.
 
Wie eerder naar de uitzending over het futurisme luisterde, weet dat Nikolaj Oboechov weliswaar tot de modernisten wordt gerekend, maar toch bovenal eenzelfde soort mystieke bevlogenheid had als Aleksandr Skrjabin. Veel van zijn pianowerken gelden als voorstudies voor het immense oratorium ‘Het boek des Levens’, dat hem ultiem voor ogen stond. De Zeven Preludes uit 1914-1915 noemde hij ‘Gebeden’.
Ook werk van Leo Ornstein uit Krementsjoek, Poltava, kon u horen in de aflevering over het futurisme. Ornstein zat nog op het Petersburgse conservatorium bij Aleksandr Glazoenov voordat hij op dertienjarige leeftijd met zijn familie het antisemitische geweld ontvluchtte en in New York terechtkwam. Hij doorliep hier met succes de latere Juilliard School en debuteerde als pianist maar vooral, en bijna een hele eeuw, als componist. Zijn Gedichten van 1917 hebben als prelude een prozagedicht van Waldo Frank met de volgende regels: “O, hoe breed was de wereld van mijn smart! Ontelbaar waren de wegen van mijn verdriet. Want het verdriet was gekomen. Ik was naar boven opengebloeid. Mijn kennis was als een bloesem van warme blaadjes boven een doorploegd zwart veld. Ik was tot begrip gekomen. Ik had mijn smart ontmoet.”
De gedichten van 1917, opus 41, opgedragen aan de ‘pianist der pianisten’ Leopold Godowski, hebben de volgende titels: Niemandsland, De zaaier van wanhoop, Het oosten in Vlaanderen, Razernij van de plunderaars, Nachtelijk piekeren op het slagveld, Elegie van de greppels, Lied achter de linies, De Slag, Leger in gebed en Dodendans.
 
Tot besluit van deze uitzending over De Grote Oorlog, met opvallend veel Duitse namen, kunt u luisteren naar een werk van Aleksandr Gedike. Deze tijdgenoot van Rachmaninov en Stravinski, maar bepaald niet van vergelijkbare artistieke of politieke inclinatie, was in 1891 aan het Moskous conservatorium toegelaten voor piano en muziektheorie. In de compositieklassen trok hij echter vooral de aandacht van Sergej Tanejev, die hem vervolgens privé verder bijschoolde. Zijn loopbaan ging in 1900 triomfantelijk van start met de Anton G. Rubinsteinprijs voor compositie en hij mocht ook een erediploma in ontvangst nemen als pianist. Zijn afkeer van het futurisme en modernisme zou hem na de revolutie enige tijd in een isolement plaatsen, maar kwam daarna des te beter uit. Zijn conservatieve, degelijke stijl gaf weinig politieke problemen en zijn vakmanschap zorgde ervoor dat hij goede aanstellingen kreeg en behield en ook diverse staatsprijzen in ontvangst mocht nemen.
Zijn In de Oorlog, zes improvisaties voor orkest opus 26, heeft als ondertitel ‘Uit het dagboek van een gevallen soldaat’.
 
Alles ter nagedachtenis aan jou’. Deze dichtregel van Aleksandr Poesjkin uit 1825 gaf dichteres Anna Achmátova als motto mee aan haar Noordelijke Elegieën, een gedichtencyclus die ze schreef in een van de zwartste perioden van haar land en haar leven, tussen 1940 en 1955. We zitten daarmee ineens in het hart van Rusland in de twintigste eeuw, in de Sovjet-Unie tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog; en met deze twee grote Russische dichters proberen we ook de ziel van Rusland te naderen. Want, zoals Aleksandr Herzen zei na lezing van Gogols Dode Zielen: “De Russische ziel had in potentie veel te bieden.”
 
Samenstelling: Arthur Olof
Oorgetuige, zaterdag 3 oktober 2009 13:00-14:30, ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’. Deel 15: De Grote Oorlog.
Herhaling zaterdag 10 oktober 16:00-17:30 uur.