In de jaren zestig werd in Indonesië rock ’n roll lange tijd in de ban gedaan na een oproep van president Soekarno om de Indonesische traditionele muziek te koesteren en Westerse invloeden te negeren. In dit klimaat creëerde musicus/choreograaf/componist Gugum Gumbira in de jaren zeventig op West-Java een mengvorm van pop en traditionele muziek in een nieuwe populaire Sundanese muziekstijl: Jaipongan. De ingrediënten van Jaipongan bestaan uit een gamelanorkest in kleine bezetting, een liedstructuur die is afgestemd op gongfrasen uit de gamelanmuziek (minimaal 8 beats of veelvouden daarvan), een zangeres en een groep spectaculaire drummers die hun ingewikkelde en improvisatorische patronen ondersteunen met ritmische kreten. Het toporkest Jugala onder leiding van Gugum Gumbira begeleidt op de begin jaren tachtig uitgebrachte cassette 'Daun Pulus' de sterzangeres Dedeh Winingsih. Extra aangename verrassing is de nog goede geluidskwaliteit van de bijna 25 jaar oude musicassette. Ter aanvulling de track 'Harepan' van het album 'Rawahna's Cry' (2005) van het West-Javaanse orkest Sambasunda. Dit gezelschap staat onder leiding staat van Ismet Ruchimat, die zijn carriere eind jaren tachtig begon in het fameuze Jugala-orkest van Gugum Gumbira. Klonk Gumbira's jaipongan-muziek al spectaculair en revolutionair, Sambasunda, met zangeres Rita Tila in de gelederen gaat weer een paar stapjes verder. De in gamelanbrons gegoten basisklank van de jaipongan koppelt Sambasunda aan een nog rijker palet van muzikale elementen uit Indonesie -zoals Javaanse krontjong, Balinese gong kebyar en Sumatraanse terompet-muziek- of zelfs aan muziek van ver buiten de landsgrenzen, zoals tot uiting komt in het gebruik van Braziliaanse sambaritmes. Ook opvallend bij het vernieuwende gezelschap Sambasunda is de ruimere keus aan instrumenten in vergelijking met het Jugala-orkest van een generatie geleden. Al met al een uur lang buitengewoon boeiende muziek van een zeer hoog artistiek gehalte.