Oorgetuige #11: Sproken voor de patriot. ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…;, onze serie over Russische muziek van de twintigste eeuw. Onder aansporing van de vaderlandslievende criticus Vladimir Stasov en mecenas Mitrofan Beljajev maakten de componisten van het Machtige Hoopje (kóetsjka) en hun volgelingen uitbundig gebruik van patriottisch literair werk.
Daarvan getuigde Michajl Glinka al met de ‘eerste waarachtig Russische opera’ over volksheld Ivan Soesánin (Een leven voor de tsaar, 1881), spelend in de Tijd der Troebelen die zou eindigen met de vestiging van de Romanov-dynastie. Er volgde een hele reeks opera’s op werk van Aleksandr Poesjkin, met voorop Borís Godoenóv (1874) van Modest Moesorgski, de opera over de eerste post-Roerische tsaar van Tataarse afkomst, met wiens dood de Tijd der Troebelen begon; Kapiteinsdochter (1907-1909) van Cesar Cui over de kozakkenopstand van 1773 tegen Jekaterina II de Grote; en de onvermoeibare Nikolaj Rimski-Korsaskov, met onder meer Het Sprookje van Tsaar Saltan (1900) en Le Coq d’Or (1907). Ook Tsjajkovski nam deel aan dit patriottisme, al behoorde hij niet tot het Machtige Hoopje; zijn opera Oprítsjnik (1874) gaat over de geheime politie van Ivan de Verschrikkelijke; de opera Mazepa (1883) was gebaseerd op Poesjkins gedicht Poltava, over de overwinning van Peter de Grote op Zweden in de slag bij Poltava van 1709 en de (verraders-)rol daarbij van hetman Ivan Mazepa, held van Byron, Victor Hugo en Franz Liszt.
Een andere onuitputtelijke bron van nationale inspiratie vormden de oude Russische legenden en sagen (bylíni) over Svjatogór en de veldtocht van vorst Igor (Borodin) en uit de cycli van Kiev (over heldhaftige ridders (bogatyri) als Ilja Móeromets), van Novgorod (koopman Sadko), van Moskou (Ivan de Verschrikkelijke, het Meisje van Pskov), de kozakken (Stenka Razin) en Peter de Grote (De bronzen ruiter). Rimski-Korsakov probeerde met Mlada zelfs tot een collectieve compositie te komen (zoals Verdi in Italië met zijn Requiem), maar moest de compositie alleen voltooien. Mlada ging in 1892 in Moskou in première met Igors vader Fjodor Stravinski in de hoofdrol. Dirigent Eduard Naprávnik componeerde ook zelf op tekst van Poesjkin, zoals Doebrovski.
Rejngold Glière (1875-1956), ‘koetsjkist’ van de tweede generatie, was kind van de Saksische blaasinstrumentenbouwer Ernst Moritz Glier, die naar Kiev verhuisde en daar trouwde met Jozefa Korczak, de dochter van zijn Poolse meester. Na de muziekschool in Kiev kwam Glière in 1894 aan het Moskouse Conservatorium als leerling van Sergej Tanéjev (contrapunt), Michajl Ippolítov-Ivánov (compositie), Anton Arenski en Georgi Kónjoes (harmonieleer) en Jan Hrimály (viool). Hij studeerde in 1900 af met een gouden medaille voor compositie en werd leraar aan de Gnesin Muziekschool in Moskou. In 1902 kreeg hij via Tanejev twee privéleerlingen, Nikolaj Mjaskovski en Sergej Prokofjev. Zelf leerde hij verder als dirigent bij Oskar Fried in Berlijn, waar Sergej Koesevítski een van zijn medestudenten was. Koesevitski bracht zijn Tweede symfonie in 1908 in Berlijn in première. Terug in Rusland voltooide Glière in 1911 zijn ‘programmatische’ Derde symfonie, opus 42, Ilja Moeromets, een monument voor het verloren Rusland van zijn jeugd.
‘Alles ter nagedachtenis aan jou’.
Deze dichtregel van Aleksandr Poesjkin uit 1825 gaf dichteres Anna Achmátova als motto mee aan haar Noordelijke Elegieën, een gedichtencyclus die ze schreef in een van de zwartste perioden van haar land en haar leven, tussen 1940 en 1955. We zitten daarmee ineens in het hart van Rusland in de twintigste eeuw, in de Sovjet-Unie tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog; en met deze twee grote Russische dichters proberen we ook de ziel van Rusland te naderen. Want, zoals Aleksandr Herzen zei na lezing van Gogols Dode Zielen: “De Russische ziel had in potentie veel te bieden.”
1. Nikolaj Rimski-Korsakov (1844-1908).
Uit de opera Sadko (1895-1896): 2de akte, Slaaplied van de Zeeprinses.
Galina Visjnevskaja, sopraan, en het London Philharmonic o.l.v. Mstislav Rostropovitsj.
EMI Classics 0946 3 65008 2 9
2. De bylina van Ilja Moeromets.
Fjodor Sjaljápin, bas.
Russian Vocal School RCD 16003(opname 1913)
3. Rejngold Moritsevitsj Glière (1875-1956).
Symfonie nr. 3, opus 42, ‘Ilja Moeromets.’
BBC Philharmonic o.l.v. Sir Edward Downes.
Chandos CHAN 9041