Oorgetuige #82: Een dag uit het leven… “Er zit een stalinist in elk van jullie; er zit zelfs een stalinist in mij. We moeten dit kwaad uitroeien.” Dat zei Nikita Chroesjtsjov toen hij in 1962 groen licht gaf voor de publicatie van Solzjenitsyns ‘Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj’.
Aleksandr Solzjenitsyn (rechts op foto met links Mstislav Rostropovitsj, bij wie hij een tijdlang logeerde) kwam vrij uit de Goelag na de ‘geheime speech’ van Chroesjtsjov in 1956. Hij benaderde Aleksandr Tvardovski, dichter en hoofdredaceur van het tijdschrift ‘Novi Mir’ (Nieuwe wereld), in 1960 met zijn roman ‘Een Dag uit het Leven van Ivan Denisovitsj’, het eerste werk over de goelag-archipel. Het werk mocht in het tijdschrift verschijnen in 1962 met de persoonlijke toestemming van Chroesjtsjov, die daarbij de in de intro geciteerde kanttekening plaatste. Het werk werd onmiddellijk een bestseller en behoorde met drie andere werken van de auteur tot de verplichte lesstof op school. Het zouden zijn laatste publicaties in de Sovjet-Unie zijn tot 1990.
Dmitri Sjostakovitsj koos in deze tijd voor het eerst sinds lang voor de grotesk-satirische toon met zijn Satiren op tekst van Sasja Tsjorny (foto rechts), opgedragen aan Galina Visjnevskaja. Ook al had het werk de ondertitel ‘Beelden uit het verleden’, de teksten leenden zich prima voor de actuele stand van zaken, het sovjet-machtssysteem en zijn zinloze ideologie. Het publiek bij de uitgestelde première begreep de boodschap meteen al zo goed dat Visjnevskaja en haar begeleider, echtgenoot Mstislav Rostropovitsj, de uitvoering ter plekke tweemaal mochten herhalen. Daarna werd het werk verboden.
We maken een klein uitstapje naar Armenië, met 2 stukken op thema’s uit de Armeense volksmuziek van Sergej Aslamazjan, medeoprichter van het Komitas Kwartet, en aansluitend de Sinfonietta van Aleksandr Aroetjoenjan uit 1966, uitgevoerd door het Kaukasisch Kamerorkest met dirigent Uwe Berkemer.
Ruim 2400 kilometer noordwaarts aan de Europese kant van de Oeral, komen we terecht in Mari El, het geboorteland van componist Andrej Esjpaj (foto rechts). De Mari zijn een Fins-Oegrisch volk. Esjpaj werd in 1925 geboren in Kosmodemjansk, een vesting die in 1552 door tsaar Ivan IV werd gesticht na de overwinning op de Tataren van Kazan, en die diende als bescherming van de grens tegen Tataarse aanvallen. Esjpaj is een veelvuldig onderscheiden oorlogsveteraan. Na de oorlog studeerde hij in Moskou piano bij Vladimir Sofronitski en compositie bij Rakov, Mjaskovski, Goloebev en Chatsjatoerjan. Zijn eerste symfonie uit 1959 gaf hij als opschrift een dichtregel mee van Vladimir Majakovski: “Wij ontfutselen blijdschap aan de komende dagen.”
Het requiem dat Mieczyslaw Weinberg tussen 1965 en 1967 componeerde was zeker ten dele een reactie op het War Requiem van Benjamin Britten, hem van harte aanbevolen door hun wederzijdse vriend Dmitri Sjostakovitsj. In de atheïstische Sovjet-Unie was een dergelijk werk bovenal een eerbetoon aan militaire helden en een klaagzang over de verschrikkingen van de oorlog. In dit seculiere opzicht hadden Berlioz en Verdi de weg al gebaand; Weinberg schaart zich in een beproefde romantische traditie. De tijdloze gruwelen van de oorlog en de eeuwige zegeningen van de vrede komen niet alleen aan bod in de gebruikte gedichten van Dmitri Kedrin, Federico García Lorca, Sara Teasdale en Michail Doedin, maar ook in de gedichten van Munetoshi Fukagawa, die Weinberg eerder gebruikte in zijn cantate Hiroshima opus 92. Het doet allemaal niets af aan het feit dat Weinbergs Requiem tot dertien jaar na zijn dood in een bureaula lag en pas in 2009 door Thomas Sanderling in première werd gebracht.
Voor zover de tijd toestaat zingt Isabel Bajrakdarjan nog liederen van de Armeense priester-componist Vardapet Komitas.
1. Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906 – 1975).
Vijf satires opus 109 (1961) op teksten van Aleksandr Michajlovitsj Glikberg (‘Sasja Tsjorny’) (Odessa 13.10.1880 – Lavandou, Frankrijk, 5.7.1932): 1) Aan een criticus, 2) Lentegevoel, 3) Het nageslacht, 4) Het misverstand, 5) Kreutzer-sonate.
Galina Visjnevskaja, sopraan. Mstislav Rostropovitsj, piano.
EMI 0946 3 65008 2 9.
2. Sergej Zacharovitsj Aslamazjan (27.1.1897 – 1978).
Uit 14 stukken op thema’s uit de Armeense volksmuziek: a) Habernan, en b) Alai Luches.
3. Aleksandr Grigori Aroetjoenjan (Jerevan 23.9.1920 – 28.3.2012).
Sinfonietta voor strijkorkest (1966): 1) Prelude, 2) Arioso, 3) Intermezzo – Pizzicato, 4) Finale.
Kaukasisch Kamerorkest olv. Uwe Berkemer.
Naxos 8.570324.
4. Andrej Jakovlevitsj Esjpaj (Kosmodemjansk 15.5.1925).
Symfonie nr. 1 in es klein (1959): 1) Lento maestoso, 2) Allegro vivace festivo.
USSR Groot Staatssymfonieorkest olv. Konstantin Ivanov.
Albany TROY 367.
5. Mieczyslaw Weinberg (1919-1996).
Requiem voor sopraan, jongenskoor, koor en orkest opus 96 (1965-1967): 1) Brood en IJzer, 2) En toen…, 3) Zachte regens zullen komen, 4) Hiroshima Vijf-regelige Stanza’s, 5) Mensen liepen…, en 6) Zaai het zaad.
Elena Kelessidi, sopraan. Wiener Sängerknaben, Praags Filharmonisch Koor en Wiener Symphoniker olv. Vladimir Fedoséjev.
Bregenzer Festspiele ORF – NEOS 11127.
6. Vardapet Komitas – Sogomón Gevórkovitsj Sogomonján (1869-1935).
1) Dzirani Dzar (De abrikozenboom), 2) Groong (Kraanvogel).
Isabel Bajrakdarjan, sopraan. Armeens Filharmonisch Kamerorkest olv. Edoeard Toptsjjan.
Nonesuch 7559-79910-5.