Wie was Erich Wolfgang Korngold?
Korngold werd in 1897, dus nog net in de 19de eeuw, in Brno (Moravië/Tsjechië) geboren. Vader was de gevreesde Joodse advocaat/ musicus Julius Korngold. Gevreesd om zijn pittige muziekrecensies in de krant ‘die Neue Freie Presse’ . Zijn recensies waren al net zo pittig als die van zijn voorganger Hanslick. Vader Julius gaf zijn zoon, ook nog eens de naam Wolfgang als eerbetoon aan een ander wonderkind uit Oostenrijk. Het kwam natuurlijk niet door die naam maar het jongetje Erich Wolfgang Korngold was behoorlijk talentvol. Op zijn negende was er al een pianoconcert. Toen Gustav Mahler het hoorde was die laaiend enthousiast, ‘een genie’ noemde hij het ventje. Hij raadde Erich aan om te studeren bij componist Alexander von Zemlinsky. En de grote Richard Strauss was een paar jaar later ook al zo enthousiast over andere pianowerken. In 1905 schreef hij zijn eerste lied, 7 jaar jong dus, en samen met een liedje dat hij twee jaar later schreef geven deze kinderwerken het grote talent weer van Korngold.
Op 13-jarige leeftijd had Erich onder andere verschillende mooie pianowerken geschreven – Don Quichot, Märchenbilder en zijn pianosonate nr. 1; zijn Pianotrio, Op.1; en een ballet-pantomime Der Schneemann. Op 15-jarige leeftijd schreef Korngold zijn eerste opera in één bedrijf, Der Ring des Polykrates, en twee jaar later een tweede, Violanta. Vervolgens kwam zijn eerste avondvullende opera, Die tote Stadt, waaraan hij begon toen hij in de Eerste Wereldoorlog diende als muzikaal leider van zijn regiment. Gebaseerd op de novelle Bruges-la-Morte van de Belgische symbolistische dichter Georges Rodenbach, gaat de opera, met zijn gevoel van verlies, langgerekt droomlandschap en ultieme catharsis, in wezen over het verwerken van verdriet. Het werd enorm en internationaal populair in het interbellum.
Als iemand zo jong zo succesvol is kan er sprake zijn van afgunst. Zijn vader had veel invloed en zorgde dat de muziek ook kon worden uitgevoerd . In 1912 voerde Mengelberg en het Concertgebouworkest al een werk van hem uit.
In 1918 schrijft Willem Pijper erg onvriendelijk: ‘Korngold’s vioolsonate is een zoo hinderlijk product van geestelijke impotentie, compositorisch-technische onhandigheid en motivischen diefstal, dat ik weiger om er verder iets van te zeggen.’
Korngold was ondertussen verliefd op Luzi von Sonnenthal, een jonge actrice uit een bekende theaterfamilie. Vader Julius’ tegenstand tegen dit huwelijk – ja, elk huwelijk dat zijn dierbare wonderkind zou wegnemen – was fel genoeg om het paar lange tijd uit elkaar te houden. Uit die tijd ontstond Korngold’s toneelmuziek voor Much Ado About Nothing, de voortreffelijke Abschiedslieder (Songs of Farewell) en het Pianokwintet, waarvan het langzame deel een reeks variaties was op een van de bovengenoemde liederen, waaronder Korngolds ‘Luzi’-motief. De geliefden trouwden uiteindelijk in 1924.
Zijn volgende en meest ambitieuze opera, Das Wunder der Heliane, was opgedragen aan Luzi. Het staat vol met muziek van verbluffende schoonheid en complexiteit. Hoewel de dystrofische zetting is beïnvloed door de expressionistische cinema – in première in 1927, was het gelijktijdig met Metropolis van Fritz Lang – is het uiteindelijk een gigantische viering van de echtelijke liefde.
Ondertussen veranderde de politieke situatie in Duitsland. Korngold ging dat zelf merken , afkomstig uit een seculiere, geassimileerde joodse familie, toen de nazi’s zijn muziek ging verbieden, werk van Joodse componisten mocht niet meer worden uitgevoerd.
In 1933 vertrok hij naar Amerika, naar Hollywood, kreeg daar opdrachten om muziek te schrijven bij films. n 1935 werd hij door Warner Brothers gevraagd muziek te componeren voor de film Captain Blood. Hierop volgden 18 filmcomposities in 12 jaar. Het waren – voor die tijd – spectaculaire avonturenfilms met exotische locaties, zeegevechten en romantiek.
Korngold zag zijn films als ‘opera’s zonder zang’ en maakte geen onderscheid tussen het schrijven in dit genre en een ander. Hij bracht de technieken van Wagner, Strauss en Puccini naar de bioscoop en hielp samen met zijn mede-emigranten in Hollywood als Max Steiner en Franz Waxman filmmuziek tot een kunst op zich te maken. Hij werd beloond met twee Oscars.
Toen hij in 1946 filmmuziek opgaf schreef hij zijn Symfonische Serenade en hij werkte langzaam aan een vioolconcert . Jascha Heifetz toonde interesse en Korngold voltooide het. De openingsmelodie is het vlucht-/liefdesthema uit Another Dawn – dat Korngold jaren voor de film als concertthema had bedacht. Het publiek genoot van het concert. Dat deden de critici niet. ‘Dit is een Hollywoodconcert,’ sputterde een recensie nadat Heifetz het in 1947 in première bracht. De aanvallen op Korngold werden al snel even wreed als kortzichtig. Hij was verdoemd voor het schrijven van romantische muziek in een modernistische tijd, en Hollywood werd gezien als een bezoedeling van zijn kunst met commerciële zorgen – een echte belediging toen een groot deel van zijn inkomen ging naar het ondersteunen van medevluchtelingen.
Na de oorlog had Korngold goede hoop dat hij zich in Oostenrijk weer als belangrijk componist kon vestigen, maar de lokale pers sloeg die nogal hardhandig de bodem in. Men zag niets meer in de ‘componist van filmmuziek’, die er bovendien nog een ouderwetse componeerstijl op nahield. De Weense première van Die Kathrin werd een regelrechte flop, de evident laatromantische stijl tot op het bot neergesabeld in de pers. Er vloeide nog wel het nodige uit zijn pen, zoals het Derde strijkkwartet en de Symfonie in Fis, maar het gebrek aan ‘Resonanz’ maakte van Korngold tenslotte toch een verbitterd mens. Zo stierf hij ook in 1957 hij op 29 november 1957 aan een hersenbloeding, slechts 60 jaar oud, in zijn geliefde Hollywood. Het laatste lied dat hij schreef als op.41 is een eerbetoon aan de stad van zijn jeugd, in puin geschoten in de oorlog, de stad waar hij gehoopt had terug te keren. ‘Sonett für Wien’.